Nieuwe multidisciplinaire richtlijn Ondervoeding
Vandaag presenteren we de nieuwe multidisciplinaire richtlijn Ondervoeding!
Het doel van deze richtlijn ondervoeding is een tijdige, optimale en uniforme herkenning en behandeling van aan ziekte en veroudering gerelateerde ondervoeding.
De richtlijn behandelt in het eerste hoofdstuk de definitie, risico-indicatoren, verschillende typen ondervoeding, en de oorzaken, gevolgen en de prevalentie van ondervoeding. Het tweede hoofdstuk bevat informatie over de herkenning en diagnosestelling en het derde hoofdstuk gaat in op de behandeling, evaluatie en monitoring. In het vierde hoofdstuk wordt de transmurale multidisciplinaire samenwerking besproken.
De patiëntenpopulatie waarop deze richtlijn van toepassing is zijn volwassenen met risico op ondervoeding of bestaande ondervoeding in alle sectoren van de Nederlandse gezondheidszorg. De doelgroep voor deze richtlijn zijn alle zorgprofessionals die volwassenen met (risico op) ondervoeding kunnen herkennen en behandelen.
De leden van de schrijfgroep komen uit de relevante beroepsgroepen; diëtetiek, interne geneeskunde, maag-darm-leverziekten, verpleegkunde, voedingswetenschappen en bewegingswetenschappen. De richtlijn is geaccordeerd door de leden van de sectie volwassenen en de wetenschappelijke adviesraad van de Stuurgroep Ondervoeding. Deze groepen bevatten afgevaardigden vanuit de huisartsgeneeskunde, diëtetiek, verpleegkunde, geriatrie, interne geneeskunde, ouderengeneeskunde, voedingswetenschappen, bewegingswetenschappen, zorgmanagement, farmaceutische wetenschappen en kindergeneeskunde.
Deze richtlijn is narratief van aard. Er heeft geen systematisch literatuuronderzoek plaatsgevonden. Het onderwerp en het werkveld zijn hiervoor te breed en er zijn te weinig kwalitatief goede onderzoeken uitgevoerd om op alle gebieden evidence based uitspraken te kunnen doen. Niettemin is het noodzakelijk om de zorgpraktijk handvatten te bieden voor de individuele patiëntenzorg. Deze richtlijn wil daarin behulpzaam zijn.
De meest recente literatuur en inzichten zijn gevolgd. Consensus is bereikt in besprekingen en verschillende schriftelijke revisierondes. De bewijskracht is niet per aanbeveling gespecificeerd maar wel wetenschappelijk onderbouwd. Wanneer er sprake is van onvoldoende bewijskracht (slechts gebaseerd op meningen van experts of niet vergelijkend onderzoek) is dit vermeld. De kernaanbevelingen zijn per hoofdstuk in kaders samengevat.