Zijn gewichtsverlies en vetvrije massa gelijkwaardige risicofactoren van ondervoeding?
The European Society for Clinical Nutrition and Metabolism (ESPEN) heeft in 2015 nieuwe set van basis risico-indicatoren voor het vaststellen van ondervoeding voorgesteld:
- BMI < 18,5
- OF > 10% gewichtsverlies (geen tijdspanne gedefinieerd) of > 5% gewichtsverlies in de laatste 3 maanden EN BMI <20 (70 jaar) of <22 (>70 jaar)
- OF > 10% gewichtsverlies (geen tijdspanne gedefinieerd) of > 5% gewichtsverlies in de laatste 3 maanden EN Vet Vrije Massa (VVMI) <15 kg/m2 voor vrouwen en <17 kg/m2 voor mannen.
Deze ESPEN-indicatoren voor ondervoeding lijken strenger dan de gebruikelijke indicatoren op basis van BMI en ongewenst gewichtsverlies. Volgens de ESPEN-indicatoren wordt een patiënt met een BMI>22 alleen als ondervoed geclassificeerd bij ongewenst gewichtsverlies in combinatie met een lage VVMI. Dat betekent dat vooral patiënten met overgewicht pas de diagnose ondervoeding krijgen als hun VVMI het kritieke punt is gepasseerd.
Is iemand met veel gewichtsverlies en een normale tot hoge BMI en / of VVMI ondervoed?
Om dit te onderzoeken hebben diëtist-onderzoekers uit het VUmc in een bestaande dataset gekeken naar de relatie tussen sterfte en gewichtsverlies, BMI en VVMI.
Analyse bij 769 ziekenhuis patiënten
In een groep van klinische en poliklinische patiënten is de associatie tussen sterfte (1-jaars mortaliteit) en gewichtsverlies (CWL), BMI en VVMI onderzocht. Tweehonderdzeventig (35%) van de 769 patiënten (51% poliklinisch, 49% klinisch, gemiddelde leeftijd 60±16 jaar, 55% man), had recent gewichtsverlies. In de totale groep was gewichtsverlies geassocieerd met een hogere 1-jaars mortaliteit, in vergelijking met de groep zonder gewichtsverlies. In subgroepen op basis van BMI en VVMI was gewichtsverlies alleen geassocieerd met 1-jaarsmortaliteit in de subgroep met een lage VVMI.
Bijvoorbeeld: Bij de patiënten met BMI ≥ 20/22 bepaalde de lage VVMI de associatie met een hogere 1- jaars mortaliteit (gewichtsverlies + normale BMI + lage VVMI, HR 2.69 (1.29-5.65); gewichtsverlies + normale BMI + normale VVMI, HR 1.38 (0.84-2.27)) (figuur).
Figuur: Cox regressie analyse naar de associatie tussen het optreden van gewichtsverlies en 1-jaars mortaliteit in de totale groep en in subgroepen op basis van BMI en VVMI
Deze analyse geeft inzicht in de associatie tussen gewichtsverlies en mortaliteit, gestratificeerd naar BMI en VVMI. De 1-jaars mortaliteit is hoger bij patiënten met gewichtsverlies. Als we de subgroepen analyseren lijkt het er op dat de VVMI een belangrijke rol speelt, aangezien een lage VVMI een duidelijke relatie heeft met 1-jaars mortaliteit en dit verband er niet is bij patiënten met gewichtsverlies en een goede VVMI.
Deze resultaten zijn een bevestiging van het belang van de VVMI als criterium voor ondervoeding.
Dit onderzoek zal herhaald moeten worden in een nog grotere dataset aangezien de omvang van enkele subgroepen te laag was om betrouwbare conclusies te kunnen trekken.
Standpunt Stuurgroep Ondervoeding
De Stuurgroep Ondervoeding neemt de ESPEN-criteria voor nog ondervoeding niet over. Tot er meer onderzoeksgegevens beschikbaar, zijn hanteert de Stuurgroep Ondervoeding de gebruikelijke basisset van risico-indicatoren voor ondervoeding:
– BMI < 18,5 (18-69 jaar) en BMI < 20 (≥70 jaar) en / of
– Onbedoeld gewichtsverlies van >10% in 6 maanden en/of
– Onbedoeld gewichtsverlies van >5% in een maand
Het opnemen van het meten van de vetvrije massa in de diagnostiek van de voedingstoestand wordt door de Stuurgroep Ondervoeding ondersteund en gestimuleerd aangezien het een indicatie geeft van de spiermassa, wat alleen met het gewicht niet goed in te schatten is.