Keuze wel / geen sondevoeding
Adviseer aan de hand van de voedingstoestand en de behandeldoelen of sondevoeding is geïndiceerd en of de thuissituatie geschikt is voor sondevoeding thuis.
Er is een indicatie voor aanvullende of volledige sondevoeding bij:
- Een voedingsinname van 50-75% van de behoefte wanneer het niet mogelijk is om aan te vullen met energie- en eiwitrijke voeding en/of drinkvoeding
- Bij een voedingsinname met < 50 % van de behoefte. Het is dan meestal onmogelijk om het tekort volledig aan te vullen met energie- en eiwitrijke voeding en/of drinkvoeding.
- Wanneer orale voeding niet is toegestaan.
Een voorwaarde is uiteraard een functionerend maag-darmkanaal. Andere overwegingen in de besluitvorming rond het starten van sondevoeding kunnen zijn:
- Past het geven van sondevoeding bij het doel van de dieetbehandeling en de prognose van het ziekteproces? (zie pallialine richtlijn)
- Staat de cliënt en eventueel mantelzorger(s) achter de keuze voor sondevoeding?
- Is er voldoende thuiszorg of mantelzorg aanwezig?
- Is het een multidisciplinair besluit, gedragen door voedingskundige, verpleegkundige en medisch betrokkenen?
- In de palliatieve fase betrekt de specialist de huisarts bij de beoordeling
Het is belangrijk de mogelijke voordelen van sondevoeding goed af te wegen en te communiceren. Door betere voeding verbetert de conditie wat een positief effect heeft op de genezing/preventie van doorligwonden, de kwaliteit van leven, herstel bij revalidatie, zelfredzaamheid en de preventie van complicaties van de medische behandeling. Laat de cliënt ook zelf zijn doelen formuleren voor het starten met sondevoeding voor een betere compliance.